Interactieve lezing ter gelegenheid van de presentatie van
Otto Egberts & Marcel Wesdorp: Tot ergens aan voorbij (1)
Galerie Helder, Den Haag, 1 juni 2014
Drie stellingen
De lezing gaat over Hölderlins toneelstuk De dood van Empedokles, waarvan onlangs een Nederlandse vertaling is verschenen. (2) Ik geef een korte samenvatting van dit stuk, dat kort voor 1800 ontstond, en geef daarop een commentaar. Bij dit commentaar verwijs ik naar recente interpretaties van dit stuk in de Hölderlin-uitgave bij Deutscher Klassiker Verlag, en in het Hölderlin-Handbuch. Uit de ältere Forschung wordt Kommerell aangestipt. Aan het slot van de lezing leg ik de aanwezigen drie stellingen voor met de vraag of men het eens of oneens is. De stellingen hebben tot doel te kijken of het mogelijk is kunst van nu te begrijpen met behulp van het vocabulaire van het Duitse Idealisme, en luiden:
1.
Empedokles is “de uitverkorene, die doodt en nieuw leven brengt, in wie en door wie een wereld zich zowel oplost als hernieuwt. Ook de mens die zo een dodelijk voorgevoel heeft van de ondergang van zijn land, is in staat zijn nieuwe leven te voorvoelen.” (laatste regieaanwijzing van het toneelstuk)
2.
Bij Wesdorps film Out of Nothing moet ik sterk aan Empedokles denken. Zijn de antraciete hellingen de randen van de Etna? Is de zee de krater? Is de puls de hartslag van Empedokles? Het zou kunnen. Het gaat in ieder geval om een sprong. Ook al ademt de film op het eerste gezicht eerder de atmosfeer van paniek en vlucht dan van waardigheid en verlangen. Maar misschien is er iets met Empedokles gebeurd in de tijd tussen het stuk en de sprong zelf? Het zou in ieder geval om de laatste voetstappen van Empedokles kunnen gaan. (Op Vimeo staat een kort significant fragment.)
3.
Via Empedokles zie ik verwantschap tussen Marcel Wesdorp en Otto Egberts. De link tussen Empedokles en Egberts is volgens mij dat zij allebei ergens aan voorbij zijn, en wel aan het alledaagse en aan het betrekkelijke. Alles, wat relatief is doet Empedokles pijn. Vandaar zijn verlangen naar het absolute. De schilderkunst van Egberts documenteert dit absolute. Zijn schilderijen maken een meditatie mogelijk waarbij je één wordt met de wereldziel. Het zijn mystieke schilderijen. Mijn hypothese is dat zijn schilderijen niet anders dan de film van Wesdorp gelokaliseerd moeten worden op de hellingen van de Etna, dichtbij de krater.
Empedokles in het kort
Het stuk speelt in de zesde eeuw voor Christus, maar zit vol toespelingen op Hölderlins eigen tijd. Empedokles is het helemaal zat. Hij is weliswaar iemand die in goeden doen verkeert en een fijn privéleven heeft, maar hij kan geen voldoening vinden in alledaagse dingen. Alles wat relatief is en successievelijk moet worden volbracht, staat hem tegen. Hij wil naar de Etna toe en daar mediteren over zijn hang naar het absolute, en meer nog: hij wil zich in de vulkaan storten om eindelijk overal vanaf te zijn en te versmelten met de natuur die in zijn leven de eigenlijke maatstaf is.
Er zijn maar weinig mensen die hem begrijpen en door zijn charismatische karakter roept hij forse weerstand op. Hij heeft veel succes geboekt, ernstig zieken genezen, de filosofie van de elementen (aarde, water, vuur en lucht) opgesteld en de stad Agrigente op Sicilië een stuk gezonder gemaakt door moerassen droog te leggen, en huizen en straten goed te ventileren. Toch wordt hij verbannen, maar later weer in ere hersteld. Men wil hem zelfs tot koning kronen, maar dat weigert Empedokles want dit is geen tijd voor koningen meer (een toespeling op de Franse Revolutie).
Wat Empedokles interesseert is de absolute vrijheid. Die vrijheid komt tot uitdrukking in het recht over je eigen leven te beschikken en hij legt aan zijn medeburgers uit dat mensen zich altijd kunnen vernieuwen door hun leven terug te schenken aan de natuur. Die absolute vrijheid dient ten grondslag te liggen aan de staat, en de samenleving kan zich op deze wijze funderen op de vrijheid in plaats van die te belemmeren of onmogelijk te maken. De democratie is gebaseerd op de vrijheid van het individu. Deze vrijheid is op haar beurt gefundeerd op de mogelijkheid van de zelfgekozen dood.
Empedokles streeft naar ik-verlies, naar een mystieke ervaring van de al-eenheid met de natuur en heeft als voornaamste karaktertrek dat hij zichzelf gemakkelijk wegschenkt. Het is deze verkwistende natuur, dit putten uit een altijd overlopende bron van innerlijkheid die maakt dat Empedokles wil sterven, want het absolute mag niet aan één enkel iemand komen vast te zitten maar moet zichtbaar worden gemaakt vanuit zijn universele karakter.
Aan het slot van het stuk overtuigt Empedokles zijn tegenspeler Manes ervan dat hij recht heeft op het privilege van een vrije, zelfgekozen dood. Naast de al genoemde argumenten wordt deze dood nu ook als een offer begrepen om een einde te maken aan de burgeroorlog, en goden en mensen opnieuw met elkaar te verzoenen. Empedokles’ dood maakt in de ogen van Manes een nieuw begin voor Agrigente daadwerkelijk mogelijk.
Heimwee naar de oude Grieken
Hölderlin heeft heimwee naar Griekenland. In zijn ogen waren de mensen toen gelukkig. Zij voelden zich één met elkaar en met de natuur. Goden en mensen vierden onophoudelijk hun bruidsfeest, en de wereld baadde in een licht dat alle dingen uitnodigde zich van zich uit te tonen. Was het oude Griekenland inderdaad deze Lorrain-achtige utopie, die niet alleen Hölderlin, maar ook Marx en Nietzsche zo aansprak? Zijn de Grieken inderdaad zoals Hölderlin dacht of gaat het om een projectie?
Hoe men die vraag ook wil beantwoorden, voor Hölderlin zijn de Grieken ten tijde van Empedokles een soort therapie. Voor de moderniteit rond 1800 is zijn diagnose nihilisme. De Duitsers weten niet wij zij zijn, zij zijn vervreemd door de arbeidsdeling, en niemand slaagt erin volledig mens te zijn. Volledig mens zijn, dat kan Empedokles wel. Empedokles is de stadhouder van het absolute, door hem spreekt het zijn, hij brengt bij elkaar wat in het leven hopeloos verdeeld is. Hoe zeer hij daarmee ook in botsing komt met de alledaagse realiteit, het verandert niets aan zijn status. Door hem spreken de goden, en komt de natuur tot bewustzijn. Dat hij daarbij net iets te ver gaat en denkt de krachten van de oorsprong te kunnen onderwerpen, dat is zijn misgreep. Maar meer ook niet.
In zover is er zeker sprake van een projectie van het Duitse Idealisme in de Griekse oudheid. Maar heeft diezelfde oudheid met Plato en de historische Empedokles zelf, daar niet de basis voor gelegd? De code van het classicisme was in ieder geval één van de laatste pogingen vanuit één punt de Europese samenleving als geheel van een legitimatie en een fundament te voorzien, en dat maakt dit stuk ook zo aangrijpend.
Deutscher Klassiker Verlag
De driedelige Hölderlin-editie bij Deutscher Klassiker Verlag (3) onderscheidt zich door het vele commentaar. Ongeveer de helft is tekst, de andere helft toelichting. De grote Hölderlin-kenner Jochen Schmidt heeft deze uitgave bezorgd, en zich wat betreft de Empedokles daarbij laten bijstaan door Katharina Grätz. Zij noemen in hun uitgave de beslissing van Empedokles een innerlijk vrij besluit van een soevereine held die vrede heeft met de wereld. Diens offer leidt tot de zin van de geschiedenis. Het stuk ontwikkelt zich van subjectief naar objectief. Het gaat om een handeling ter wille van het volk, die de grondslag legt voor de democratie. Empedokles lijdt aan de beperkingen van het menselijke bestaan, en zijn zelfmoord moet worden gezien als middel de eindigheid te overwinnen. De dood is de weg naar het ware leven.
Empedokles laat zien dat politieke kracht vanuit harmonie met de natuur leidt tot een conflict met staat en kerk. Het volk stemt zelfs op een gegeven ogenblik in met zijn verbanning. Later probeert het zich weer met Empedokles te verzoenen en biedt het Empedokles de koningskroon aan, wat Empedokles weigert. Natuur wordt door Empedokles aan het volk gepresenteerd als bron van legitimatie. Maar de autonomie van het ik leidt tot onderwerping van de natuur. Dat is de schuld die Empedokles op zich laat wanneer hij zich ziet als haar spreekbuis. Natuur kan dan niet meer legitimatie zijn en het ik verliest zijn basis. Empedokles ervaart dit als schuld terwijl het toch niet meer dan een onvermijdelijk stadium is op weg naar bewustzijn. Bewustzijn wordt ontweken door regressieve sprong in de Etna. Dood van de grote enkeling als signaal voor maatschappelijke vernieuwing. Empedokles blijft tot het einde een vreemde voor zijn eigen volk.
Niemand kan in een vulkaan springen en overleven. Onmiddellijk contact met het absolute is dodelijk, vandaar de rol van de priester die bemiddelt. Empedokles brengt diens rol aan het wankelen. Hij wil mondige mensen, maar schiet zijn doel voorbij. Hij vervreemdt zichzelf wanneer hij zich boven de natuur plaatst, en aan de goden alleen bestaan toekent wanneer hij het is die over ze spreekt. Daardoor wordt het offer noodzakelijk omdat het absolute niet aan een enkeling vast kan blijven zitten. Het offer is een medium voor een hogere historische wetmatigheid. Maar gaat het hier wel om een echte omwenteling? Misschien overheerst het fatalisme, en gaat het alleen maar om een poging te begrijpen wat er gebeurt.
Het Hölderlin-Handbuch
Theresia Birkenhauser bespreekt Empedokles in het gezaghebbende Hölderlin-Handbuch (4), een absoluut standaardwerk over deze meester. Empedokles reageert in haar ogen op ontgoochelingen door zich tot de natuur te wenden. Volgens haar is niet tragische collisie maar dispositie van een karakter de eigenlijke inzet van dit stuk. Het gaat Hölderlin niet om de dood en de legitimatie ervan, maar om de presentatie van een extreem karakter. Anders dan Socrates Is Empedokles geen voorbeeld maar een figuur in conflict. Melancholie en excentriciteit kenmerken zijn stemmingen. De Etna is een vrouwelijke plek waar het verlangen naar oneindigheid moet worden gestild.
Empedokles stemt in met zijn verbanning vanwege zijn overmoed zichzelf een god te noemen. Maar noch de overmoed, noch het zelfmoordplan worden gemotiveerd. Er worden geen redenen opgegeven. Wel leveren de spelers in het drama commentaar op overmoed en zelfmoordplan. De hybris van Empedokles is gebaseerd op miskenning van de wederkerigheid van mens en natuur. Empedokles eist op, wat hem al als geschenk gegeven was. Hij betoont zich onvoldoende dankbaar.
Empedokles ziet dit zelf in. De dood van hem als enkeling is hier nog niet nodig om het volk te vernieuwen. Het zelfmoordplan moet gelezen worden vanuit de intentie dankbaarheid te tonen en zichzelf aan de natuur terug te geven. De Etna wordt nu een plek van wederzijdse uitwisseling waar het leven als eindig en afgerond wordt beschouwd. Empedokles is klaar, zijn leven is vervuld. Het stuk gaat over de taalproblematiek van de bemiddelaar. Empedokles is een dichter die natuur en volk aan het woord laat komen, maar zelf eenzaam blijft. Het stuk is ook een zelfportret van Hölderlin.
In de eindfase van het stuk wordt Empedokles voorgesteld als offer van zijn tijd. Empedokles is nu niet langer een eigenzinnig karakter maar uitdrukking van de uitzinnige tegenstellingen die zich in hem voordoen waardoor hij de grenzen uit het oog verliest en zichzelf kwijtraakt. Hij lijdt aan een teveel aan innerlijkheid. De tragische held is nu geen soeverein individu meer, maar een heiland en verlosser.
Max Kommerell
Het is altijd goed om eens te kijken hoe eerdere generaties over Hölderlin hebben gedacht en wat hij voor hen heeft betekent. Max Kommerell publiceerde in 1940 een artikel over Empedokles, dat steeds wordt herdrukt en dat steeds opnieuw een rol speelt in de discussie. (5)
De werkelijkheid doet pijn. Pijn door gescheiden zijn van de goden. Goden hebben mensen nodig die hen kennen zodat zij zichzelf kunnen meedelen en het leven eenheid wordt. Empedokles voelt de goden in zichzelf, en gaat net iets te ver wanneer hij zich zelf een god voelt. Goed is dat Empedokles zichzelf vanuit zijn overvloed en innigheid wil verkwisten.
Volgens Kommerell is Empedokles Hölderlins geheel eigen mysterie en religie. Empedokles heeft geen grond meer in zichzelf. De natuur wordt verdrongen door de beroeping door het lot en de geschiedenis. Dat geldt ook voor Hölderlin zelf. Datgene, wat de dichter moet zeggen breekt hem alsof hij vaatwerk is.
Dood wordt beleefd als feest, als hereniging van wat gescheiden was. Het is een afscheid, begrepen als enige vorm van oneindigheid in het eindige leven. Empedokles is het tegendeel van een priester. Hij bevrijdt het volk van de angst. God neemt hier de houding van het afscheid aan. Het sterven van Christus was eenmalig, de dood van Empedokles komt echter steeds terug. Hij belichaamt het ritme van de wereldloop.
Uitslag van de stemming over de stellingen
Wat vonden de mensen van deze lezing over Hölderlin? Van de 23 aanwezigen vonden 13 dat Hölderlin overtuigend heeft laten zien dat Empedokles door zich in de Etna te storten zijn streven heeft vervuld met alles één te worden en met de natuur te versmelten. Bovendien vinden zij zijn dood zinvol omdat hij door zich te offeren de grondsteen legt voor een nieuwe fase in de geschiedenis van zijn stad. Hij is de verlosser en de hervormer. Hölderlin is er dus toe in staat een krappe meerderheid te vinden voor de grondgedachte van zijn stuk.
Van de 23 aanwezigen vonden eveneens 13 dat dit stuk een goed uitgangspunt biedt om de film Out of Nothing van Marcel Wesdorp te bekijken. De hartslag die men in de film hoort zou best die van Empedokles kunnen zijn, en het is aannemelijk dat het landschap de krater van de Etna is. Aannemelijk, dat wil zeggen een legitieme, maar daarmee zeker niet de enige interpretatie van de film. Opnieuw zegt een krappe meerderheid ja, daaronder ook de kunstenaar zelf.
Maar in het geval van Otto Egberts kan Hölderlin helaas niet de helpende hand bieden. De wil, maar ook het onvermogen om te verdwijnen, die zichtbaar worden in zijn schilderijen en in de titels van zijn werk, is slechts volgens 9 van de 23 aanwezigen vanuit Hölderlin begrijpbaar. De monochrome vlakken van de schilderijen nodigen slechts een minderheid uit ten minste tijdens het kijken zichzelf te vergeten en op te gaan in het absolute.
Daarmee heeft ongeveer de helft van het publiek kenbaar gemaakt dat het open staat voor interpretaties van eigentijdse meesters in termen van het Duitse Idealisme. Door zijn hang naar het absolute kan Hölderlins Empedokles een inspirerende tijdgenoot zijn tenminste voor sommige hedendaagse kunstliefhebbers.
In de kantlijn
Het publiek heeft niet alleen gestemd. Sommige aanwezigen hebben ook notities geschreven in de kantlijn van het stembiljet. Een keuze uit de reacties:
“Het absolute is een vriend. Sterven als verjongen door de dood is optimistisch. Behalve de krater is de zee metafoor van het oneindige. Empedokles geeft zich terug aan de natuur alsof hij parels in de zee werpt. Ben je een Messias door de daad van het sterven, door de eenwording? Offer aan wie?”
“In de film lijkt de kust op de kijker toe te komen. Werpt hem terug op zichzelf. Doet me denken aan Manes die Empedokles nog een keer zich laat bezinnen. Het verlangen naar het absolute is ambigu bij Empedokles. Hij houdt ook nog van de wereld, en door zich op te offeren moet de wereld het zonder hem doen.”
“Van Wesdorp ken ik het werk niet. Van Egberts zie ik dat hij zelfstandige stukken werkelijkheid maakt en toont. Misschien is dat een antwoord?”
“Je storten in het zwarte gat? Bang voor het leven maar niet voor de dood? Mooi gevonden, die relatie tussen Hölderlin, Wesdorp en Egberts.”
Noten
1.
Otto Egberts & Marcel Wesdorp: Tot ergens aan voorbij, Den Haag, Galerie Helder, 2014.
2.
Friedrich Hölderlin: De dood van Empedokles, vertaald en ingeleid door Bart Philipsen, en met steun van het Goethe-Instituut te Brussel uitgegeven door Poëziecentrum te Gent en Theater Zuidpool te Antwerpen, 2014 (tweetalige editie). Zie over dit boek mijn recensie, Hölderlin en het nihilisme in het tijdschrift Streven, september 2014, 743-748.
3.
Friedrich Hölderlin: Sämtliche Werke und Briefe, bezorgd en van commentaar voorzien door Jochen Schmidt, 3 delen, Frankfurt a.M. 1992-1994 (Deutscher Klassiker Verlag).
4.
Johann Kreuzer (red.): Hölderlin-Handbuch, Stuttgart 2002 en 2011, 198-223.
5.
Max Kommerell: Hölderlins Empedokles-Dichtungen, in Alfred Kelletat (red.): Hölderlin. Beiträge zu seinem Verständnis in unserm Jahrhundert, Tübingen 1961, 205-226.