De laatste god



Tekst van de lezing in de Houtrustkerk in Den Haag, 13 december 2023.

Heideggers Beiträge zur Philosophie (Vom Ereignis) verschenen als deel 65 van de verzamelde werken. Heidegger werkte in de jaren 1936-1938 aan dit boek. Het verscheen in 1989 ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag en geldt algemeen als zijn tweede hoofdwerk naast Sein und Zeit.  Paragraaf VII (pagina 403-417) gaat over de laatste god en bevat het voornaamste wat Heidegger over theologie heeft gezegd.

Aan het slot van de paragraaf over de laatste god zegt Heidegger dat wij moeten ophouden op God te wachten, de laatste god wacht namelijk op ons. Wij zijn het die iets moeten doen. Wij moeten ophouden alles aan onze wil te onderwerpen, wij moeten de zijnden bevrijden en springen. Springen van het zijnde naar het zijn. In mijn vertaling zegt Heidegger het zo:

“Maar weinig mensen weten dat de god wacht op de fundering van de waarheid van het zijn en daarmee op de sprong van de mens in het bestaan. Het lijkt alsof in plaats daarvan de mens op god zou moeten wachten. En misschien is dat wel de neteligste vorm van de diepste goddeloosheid en de verdoving door het onvermogen het gebeuren te doorstaan waarin het zijn intervenieert. Interventie, waardoor eerst het zijnde een plek van waarheid wordt toegewezen. Interventie van het zijn dat aan het zijnde de rechtvaardigen toebedeelt die zich wijden aan de voorbijgang van de god in de verte. Toebedeling die pas werkelijk tot geschiedenis leidt. Geschiedenis, begrepen als toedeling van rechtvaardigen die het zijnde tot de wezenlijkheid van zijn bestemming omscheppen en het zijnde bevrijden uit het misbruik door de machinaties die alles op zijn kop zetten en het zijnde uitputten in de exploitatie.” (GA 65, 417)

Hoe komt Heidegger tot deze gedachte en welk parcours wordt in deze paragraaf doorlopen? Hoe worden wij rechtvaardigen die het zijnde tot zijn omscheppen en daarmee gehoor geven aan de laatste god?

Het technische tijdperk als huidige gestalte van de metafysica heeft als kenmerk dat alle zijnden, dat alles wat is wordt beschouwd als materiaal, als bestand dat ter beschikking staat. De mens is het subject voor wie alles tot object wordt. Ook hijzelf is materiaal. Het zijn heeft zich onttrokken. De vraag ernaar komt nauwelijks op. Toch is die onttrekking iets van het zijn zelf. Dat het zijn zich onttrekt wordt niet door iedereen opgemerkt, maar voor wie het wel ziet is die weigering niet zonder betekenis: “De weigering is de hoogste adel van de schenking en de grondtrek van het zich verbergen waarvan de openbaarheid het oorspronkelijke wezen van de waarheid van het zijn uitmaakt. Zo alleen wordt het zijn de bevreemding zelf, de stilte van de voorbijgang van de laatste god.” (GA 65, 406)

Daar is in de onttrekking en de weigering de laatste god. Wat bedoelt Heidegger met dat laatste? Dat woord zou tot een misverstand kunnen leiden alsof er na de laatste god geen andere god meer komt, maar dat is niet zo. Eerder bedoelt Heidegger de ultieme god: “De laatste god wanneer wij rekenend denken en dit “laatste” alleen maar opvatten als ophouden en einde in plaats van als de uiterste en kortste beslissing over het hoogste, ja – wanneer je rekenend denkt, dat kun je van hem niets weten.” (GA 65, 406-407)

Zich aan de laatste god wijden betekent ophouden met rekenend denken, betekent een einde maken aan de machinaties van het technologische tijdperk. Als we dat doen, dan krijgen wij wenken die ons bereiken in onze eenzaamheid: “In dit wenken wordt de wet van de laatste god toegewenkt, de wet van de grote verenkeling van het bestaan, van de eenzaamheid van het offer, van de unieke keuze voor de kortste en steilste baan.” (GA 65, 408)

De laatste god is dus niet het einde, maar een nieuw begin, een andere aanvang. “De laatste god is niet het einde maar de andere aanvang van onmetelijke mogelijkheden van onze geschiedenis.” (GA 65, 411)

Maar of de mens daartoe in staat is? Is dit niet te veel verwacht? Moet hij niet te veel wanneer hij oog moet hebben voor de onttrekking van zijn maar ook zelf het zijnde tot zijn moet omscheppen en daarmee het zijnde redden?  “Of de mens tot beide in staat is, het uitstaan van de reminiscentie aan de gebeurtenis als weigering én de voltrekking van de overgang naar de fundering van de vrijheid van het zijnde als zodanig om de wereld te vernieuwen uit de redding van de aarde, – wie kan dat beslissen en weten?” (GA 65, 412) We weten het niet, maar Heidegger mediteert erover als een mogelijkheid, als het begin van nieuwe mogelijkheden.

Redding van de aarde, verlossing van de mens? Redding van de aarde, ja. Met verlossing heeft Heidegger meer moeilijkheden. Verlossing spoort aan tot passiviteit en tot wachten. Wie verlost wil worden is niet vrij. De mens moet nu juist de sprong van het zijnde naar het zijn wagen, zo zijn bestaan funderen. Dat is de hoogste vrijheid. Niet alleen de mens, ook God heeft dat nodig: “Van verlossing is hier geen sprake. Verlossing is in de grond van de zaak een onderwerping van de mens. Hier is sprake van de inzet van het oorspronkelijke wezen (bestaansfundering) in het zijn zelf; de erkenning door de god van het toebehoren van de mens aan het zijn. Zonder afbreuk te doen aan zijn grootheid geeft de god toe dat hij het zijn nodig heeft.” (GA 65, 413)

In een passage die herinnert aan Hölderlins opmerkingen over Antigone, bepaalt Heidegger de betrekking tussen god en mens opnieuw. Om te komen tot de gebeurtenis waarin het zijn zijn waarheid onthult overtreffen god en mens elkaar en scheppen zij wederzijds een gebeurtenis die die waarheid zelf is. Die gebeurtenis berust op de bestaansfundering van de mens in de sprong over het niets, over de afgrond die zijn en zijnden scheidt: “Dan is op dit ogenblik het zijn het innigste tussen, net zoals het niets. De god maakt zich meester van de mens en de mens overtreft de god, als het ware tegelijkertijd en toch allebei slechts in de gebeurtenis die de waarheid van het zijn zelf is.” (GA 65, 415) Dit is in het kort aan de hand van enkele citaten en een beknopt commentaar Heideggers theologie.


Illustraties: Marcel Wesdorp. Met vriendelijke toestemming van de kunstenaar.

rethinking _ If I die, you gonna die too | part two, 2023.

rethinking _ If I die, you gonna die too | part one, 2022.